
De van huis uit Katholieke Jason besluit zijn diep religieuze vader en de gespreksleider van het kerkclubje voor tieners op de kast te jagen. In een baldadige bui verzint hij zijn eigen religie, waarbij de plaatselijke watertoren de God is en hij de paus. Hij noemt de watertoren de Tienpotige en zijn volgers noemt hij Trechterianen.
Wonderbaarlijk snel heeft hij een clubje Trechterianen op de kop getikt, maar al snel blijken zijn volgers de verzonnen religie een stuk serieuzer te nemen dan de bedoeling was. Het loopt totaal uit de hand en Jason weet niet meer hoe hij het tij kan keren. Moet hij breken met zijn eigen net opgerichte mini-sekte? Dat zou ontzettend jammer zijn. Toch moet hij wel toegeven dat hij er zelf helemaal niet in gelooft. Verbijsterd slaat hij zijn beste vriend gade, die dat wel lijkt te doen.
Mensen die van taal houden kennen waarschijnlijk het gevoel nog wel dat je voor het eerst iets verwoordt waarvan je denkt: ‘poeh, dat heb ik best wel mooi gezegd.’ Zo is ook de hoofdpersoon van dit boek, Jason, aangenaam verrast door zijn eigen vindingrijkheid. Hij formuleert prachtige verhandelingen over de macht van de oceaan en het ontstaan van de tienpotigen. Hij weet dat het klinkklare onzin is, maar -al zegt hij het zelf- het klinkt toch wel verdomd goed. Hij heeft dan alleen nog wat andere kenmerkende elementen van een religie nodig, zoals een God, religieus leider, ceremonie, wat discipelen en een plek om samen te komen.
Zodra hij anderen bij zijn godsdienst gaat betrekken raakt hij het eigenaarschap kwijt. Er worden roekeloze acties voorgesteld. Er wordt getwist over de beste manier om hun geloof tot uiting te brengen. Het staat daarmee helemaal niet ver af van wat er bij bestaande geloofsgemeenschappen vaak gebeurt. En is daarmee een mooie aanleiding om (kritische) gesprekken over godsdienst te voeren.
Het boek biedt daarnaast veel aanknopingspunten om over (groeps)gedrag te praten. Waarom doen de andere tieners mee in dit spel? Wat is hun motief? Hoe kan het dat de ene deelnemer de nieuwe religie vooral aangrijpt als verantwoording voor zijn eigen behoefte om zich eens flink te misdragen en de andere zichzelf verliest in misplaatste toewijding aan een God die voor hem echt lijkt te bestaan? En hoe zit het met de tieners die gewoon ergens bij willen horen of wel in zijn voor een grapje? Voor Jason komt er nog een ander vraagstuk bovendrijven: Als je merkt dat je charismatisch bent en andere mensen naar je luisteren, brengt dat dan verantwoordelijkheden met zich mee over hoe je jou charisma in mag zetten?
Richting het einde begint het verhaal zelfs Life of Brian-achtige proporties aan te nemen. Jason heeft zijn spel al min of meer opgegeven, maar kan niet voorkomen dat zijn ‘volgers’ met de nieuwe religie aan de haal gaan. Zijn beste vriend lijkt er zelfs écht in te geloven en dat levert gevaarlijke situaties op, maar ook interessante gesprekken over geloof. Kun je iets begrijpen waar je niet in gelooft? Wanneer is iets écht en wanneer is het verzonnen? En kan dat in Gods geval niet allebei waar zijn? Een vraagstuk dat me deed denken aan het lied Daar boven in de hemel van cabaretier Herman Finkers: ‘Iets kan zijn verzonnen en daardoor juist bestaan. Dat soms iets niet verzonnen is, neemt men zomaar aan’.
Van God Los is een bizar en buitengewoon geestig boek dat heel veel stof tot nadenken geeft over geloof, kuddegedrag, groepsdynamiek en de zoektocht naar een eigen (geloofs)identiteit. Met de nuchtere blik en het taalgebruik van een groep botte tieners worden er interessante religieuze vraagstukken besproken. Een boek dat kan aanzetten tot interessante gesprekken, voor liefhebbers van maatschappijkritische verhalen.
Mijn leeftijdsadvies: 14+ | Uitgever: Ploegsma | Auteur: Pete Hautman| Omslagbeeld: bij Barbara |Vertaling: Floortje Zwigtman | Verschenen: 29 mei 2024| Prijs: €17,99 |Hier te bestellen
