
Ha Heleen,
Een paar dagen geleden zat ik bij de kapper. Want wie wil er nou niet een goede eerste indruk achterlaten op de eerste schooldag? Daar hoort voor mij een frisse coupe bij.
Naast me zit een meisje van een jaar of twaalf in de kappersstoel. Ze twijfelt of ze voor een pony moet gaan. Is het kinderachtig of juist cool? De kapper draait haar stoel naar mij en zegt trots: ‘Dit is mijn nichtje, ze komt bij ons wonen. Ze krijgt nieuwe haren vandaag. Nieuwe alles, eigenlijk. Een nieuwe rugzak, pennen, potloden. Wat vind jij? Zullen we een nieuwe pony doen?’ Het meisje zit er stilletjes bij. Ze gaat naar een nieuwe school in een nieuwe stad. De brugklas.
‘Of het cool is of niet, doet er niet echt toe,’ zeg ik. ‘Wat vind je zelf mooi? Het is cool als je het zélf mooi vindt.’ ‘Ik wil een pony,’ beslist ze. ‘Ik wist het!’, roept haar oom, de kapper. ‘Kijk,’ ik knipoog naar haar, ‘wat geeft die oom van jou toch goed advies.’ Hij kijkt me dankbaar aan. Hij doet er alles aan om zijn nichtje op te vrolijken.
Terwijl we allebei geknipt worden vraag ik aan haar: ‘Vind je het spannend?’ Onder haar kapperscape haalt ze haar schouders op: ‘Een beetje…’ Ze zucht. ‘Ik was liever in groep 8 gebleven.’ Ze doet me denken aan mijn 5-jarige neefje. Na een weekje in groep 1 te hebben doorgebracht informeerde hij bij zijn moeder hoe lang hij nog naar school moest. Het was mooi geweest. Hij vond het tijd worden om weer naar het normale leven terug te keren. Terug naar de kinderopvang. Haar antwoord op die vraag kwam hard aan.
‘Ik snap het wel,’ zeg ik. ‘Ik heb maandag ook mijn eerste schooldag op een nieuwe school. Ik hoef geen nieuwe rugzak, maar ik heb wel nieuwe nagels gekregen.’ Ik laat mijn nagels zien, die met citroenen en bloemetjes zijn gelakt. ‘Mooi,’ zegt ze vol bewondering, ‘kan je dat zelf?’ ‘Nee,’ antwoord ik, ‘dat doet mijn zusje.’ ‘Oh,’ zegt ze, ‘mijn zusje is 8 jaar. Die kan dat nog niet.’ ‘Mijn zusje is 28 jaar,’ leg ik uit, ‘en die kan het pas net.’
Alsof ze zich dan pas realiseert dat ik veel ouder ben, vraagt ze verbaasd: ‘Waarom ga jij nog naar school?’ ‘Ik geef les.’ ‘Al lang?’ ‘Twee jaar.’ Ze schokschoudert: ‘Dat vind ik wel lang, maar dat is het voor jou vast niet.’ Ik geef haar gelijk: ‘Dat zeg je precies goed.’ Ze doet haar cape af, want haar oom is klaar met knippen. ‘Vind je het spannend?’, vraagt ze. ‘Tuurlijk,’ zeg ik zonder twijfel, ‘bijna iedereen vindt de eerste schooldag een beetje spannend. Leerlingen én docenten. Geloof mij maar.’ Ze knikt aarzelend, maar het antwoord lijkt haar te bevallen.
Bij het afrekenen staat ze met een bezem de haren van andere klanten op te vegen. ‘Je ziet er prachtig uit,’ zeg ik. ‘Perfect voor een eerste schooldag.’ Ze glimlacht verlegen. ‘Zie je,’ straalt haar oom, ‘zij kan het weten, want ze is je buurvrouw.’ Soms hoeft een argument geen hout te snijden om toch een standpunt kracht bij te kunnen zetten.
Wanneer ik heb afgerekend loop ik naar buiten en pak mijn fiets. Ze staat met haar bezem zogenaamd nonchalant tegen de deurpost geleund. De nieuwe pony geeft haar zichtbaar zelfvertrouwen. Ik kijk op, ze haalt haar hand door haar nieuwe haar en zegt serieus: ‘Je kunt het.’ Ik geef haar nog een knipoog. Ze gunt me een scheef lachje. ‘Jij ook, lieverd.’
Jij ook.
