Groente met een O: Aubergine! – Janneke

Lieve Heleen,

Vorig jaar ontdekte ik in jouw taalspelletjeskast  een door mij al lang vergeten klassieker. Het groeide uit tot mijn favoriete spel tijdens verloren lesminuten. Ik besloot het mezelf cadeau te doen deze zomer. Sindsdien is het onderdeel van mijn basisuitrusting op school.

Geloof het of niet, maar het goeie ouwe Pim Pam Pet is en blijft een klapper. Zowel bij mij, als bij m’n leerlingen. Regelmatig beloof ik ze een paar spelminuten aan het einde van de les, mits ze goed hebben doorgewerkt.

Doorgaans stel ik onder begeleiding van Het Rad van Fortuyn-muziek een assistent aan die aan het rad(je) mag draaien en dubieuze antwoorden controleert. We gaan deze keer goed van start. Een schrijver met een A: Annie M.G. Schmidt. Iets wat geluid maakt met een B: Bladblazer. Hoppa! Dan komt ‘een groente met een o’ voorbij en in het heetst van de strijd schreeuwt een leerling: ‘Aubergine!’ Er valt een verwachtingsvolle stilte, gevolgd door gegrinnik. 

‘Mijn hemel. Wie. Was. Dat?’ vraag ik diep geschokt. ‘Ik niet, ik niet!’ gillen de jongens en meisjes voor m’n neus, terwijl ze de schuldige aanwijzen. ‘Ja, ik ben dyslectisch. Ik weet zulke dingen niet hoor,’ grijnst hij schouderophalend. ‘Ja, ik ook,’ ik wuif zijn excuses weg. ‘Maar kom op… aubergine met een o?! Wie nog één keer zo’n soort antwoord durft te roepen, plak ik achter aubergine-kleurig behang.’ Even later moet er een huisdier met een K worden genoemd. De mogelijkheden zijn eindeloos: kat, konijn, karper, koe, krekel… ‘Cavia!’ roept een meisje uit een ander team. Ik zet de muziek weer uit, ik zucht diep: ‘Dames en heren. Mijn hart huilt.’ 

Wanneer de hilariteit een beetje is bedaard, vragen de leerlingen om nog één laatste ronde, ‘want anders wordt het deels gelijkspel’. ‘Vooruit nog eentje dan,’ geef ik toe. ‘Maak me trots. Dit laatste kaartje levert drie extra punten op. Alles in de einduitslag kan nog veranderen.’ Ik zet de muziek weer aan, ik pak een kaartje: ‘Iets dat groeit. Ik herhaal. Iets dat grrrrrrroeit.’ Ik hoor hoe mijn assistent het wieltje draait, het tikken houdt op, de letter is gekozen. Nog niets vermoedend brult hij met een showstem: ‘Met een P!’

‘PIEMEL!’ Met zijn vuisten in de lucht springt mijn dyslect in de lucht. ‘Jaaaa, piemel is goed, hè Janneke?! Zeg dat het goed is!’. Welja, denk ik dan, waarom ook niet? ‘Jazeker. Bravo!’ roep ik geamuseerd. ‘En daarmee heeft het piemelteam gewonnen!’. De andere leerlingen lachen en het piemelgroepje doet een uitbundige vreugdedans, alsof ze zojuist het WK-voetbal hebben gewonnen. 

‘Goed, luister,’ zeg ik tot slot, terwijl ik de bulderlachende klas tot kalmte maan. ‘Ik wil de heren graag feliciteren met deze schitterende overwinning tijdens de PimPamBattle en daarmee sluit ik deze les af.’ Onder begeleiding van een bescheiden applaus staan ze op om naar de deur te lopen. ‘O ja, nog één ding,’ zeg ik tegen de berugzakte ruggen, ‘Volgende keer besteden we aandacht aan het hoofdstuk spelling.’

Liefs! Janneke