
Lieve Heleen,
Wat zich onder leerlingen online allemaal voordoet heeft directe gevolgen voor de sfeer in de klas. En toch kun je er als docent niet altijd de vinger op leggen wat er aan de hand is. Een paar weken terug deed zich een wonderlijk voorval voor tijdens mijn les.
Sinds 1 januari 2024 is het gebruik van mobiele telefoons niet meer toegestaan op middelbare scholen. Telefoons moeten bij mij op school in de telefoontas naast de deur van je klaslokaal. Toch weerhoudt dat leerlingen er niet van om contact met elkaar te houden. Oude, ongebruikte telefoons worden ter afleiding ingeleverd, de smartwatch werd in grote getale aangeschaft en whatsappen kan ook prima via je laptop. Je doet wat je kunt, maar het valt niet helemaal te voorkomen dat leerlingen digitaal worden afgeleid. Je hebt als docent ook steeds minder zicht op de sociale dynamiek in de klas. Een dynamiek die hevig wordt beïnvloed door wat er online zoal gebeurt. Groepswhatsapps kunnen voor veel problemen zorgen. Om nog maar te zwijgen van vernedervideo’s, doorgestuurde (naakt)foto’s en valse comments onder berichten op sociale media.
Met de mentorlessen over online veiligheid, cyberpesten en sexting nog vers in het geheugen begint het me zorgen te baren als tijdens een blokuur al de derde jongen naar de wc vertrekt, waarna een groot deel van de jongens in de klas grinnikend naar een binnengekomen berichtje op hun smartwatch staart en een enkeling grijnzend naar z’n laptop kijkt. De toiletbezoekers keren met een besmuikte grijns in het lokaal terug. ‘Smartwatches gaan vanaf nu in de tas,’ geef ik daarom aan, ‘en met toiletbezoekjes is het nu even afgelopen.’
Na afloop van de les vraag ik de heren om te blijven zitten en ik informeer naar wat er gaande was tijdens de les. ‘Oh niks,’ verzekeren ze me. Maar zo voelt het niet. Ik spreek mijn zorgen uit. Ze schrikken zichtbaar. ‘Zullen we het maar gewoon zeggen,’ vraagt de ene leerling toestemming aan de anderen. ‘Ja man, ze moeten niet iets ergs gaan denken.’ De rest grinnikt. ‘Oké dan,’ zegt de dapperste lachend. Hij kijkt me nauwelijks aan terwijl hij opbiecht: ‘We hebben een groepsapp waarin we drollen delen.’
Verbouwereerd vraag ik: ‘Pardon? Watvoor drollen?’ De jongens lopen paars aan van het lachen en laten hun vriend spartelen in dit gesprek. ‘Ja euh… de onze. We doen wie het meeste kan schijten en dan sturen we een foto van het resultaat.’ Tranen van het lachen rollen inmiddels over wangen en hinnikend hangen ze over de tafel. ‘Oké,’ antwoord ik, ‘Waarom?’ Hij haalt zijn schouders op en kijkt de rest aan met een blik alsof ik een domme vraag heb gesteld: ‘Euh… ja, waarom? Dat is gewoon lachen.’
Nog niet helemaal overtuigd of ik in de maling wordt genomen weet ik even niet wat ik moet zeggen, behalve een ongelovig: ‘hmm.’ Waardoor eentje de behoefte voelt om op z’n telefoon de groepsapp te openen en bewijs te leveren. Voor ik het weet krijg ik -vliegensvlug langs de berichten scrollend- een reeks toiletten met keutels van indrukwekkend formaat te zien. Ik wend met een vies gezicht m’n blik van het telefoonscherm af en roep lachend: ‘Oké oké! Laat maar zitten. Ik heb genoeg gezien. Gatverdamme!’ Gefascineerd vraag ik nog wel: ‘Hoe kan het in hemelsnaam zovéél zijn?! Gaat het wel goed met jullie? Nu maak ik me zorgen om jullie darmflora.’ Een lachsalvo volgt en ik krijg te horen: ‘We sparen het op, zodat we tegelijk kunnen gaan en de gang bij de personeelskamer lekker stinkt in de pauze.’ Genoeg informatie. Ik hoef niet nog meer te horen. ‘Maar we halen dus die pauze niet altijd.’ ‘Nee, dat is duidelijk.’
Ik spreek met de mannen af dat ze hun drollenhumor in het vervolg voor buiten de lestijd bewaren en laat de lachende herenclub m’n lokaal uit. Eentje draait zich nog grinnikend om, geeft z’n maat een klap op de schouder en roept naar me: ‘Dat zag je niet aankomen hè?!’ Ik grinnik ook en schud m’n hoofd: ‘Nee, zeker niet.’
De humor van tienerjongens is soms niet te doorgronden.
Liefs!
Janneke
*Afbeelding: Getty Images
