Leidend onderwerp – Heleen

Hai Janneke,

Het hoogtepunt in ons curriculum is toch altijd grammatica! Aan het nut van het leren van dit kunstje kun je twijfelen, daar sluit ik me dan van harte bij aan. Dat grammatica nog iets heel anders kan betekenen voor de lessen Nederlands beleefde ik nog niet zo lang geleden.

Wat helpt is je leerlingen deelgenoot te maken van je weerzin tegen grammatica. Een schepje er bovenop kan heus geen kwaad. Om de materie een beetje kleur en betekenis te geven spelen situaties in de klas altijd een rol in mijn grammaticalessen. De namen van leerlingen in oefenzinnen helpen bij het alert blijven. Je wilt toch weten waar het over gaat als jouw naam genoemd wordt.

Wie er precies met deze heldere ingeving kwam, weet ik niet meer, maar het gebeurde bij het uitleggen van het lijdend voorwerp. “Een voorwerp is toch een ding, mevrouw?” “Ja, dat klopt, scherp van je.” “Maar dan klopt het dus niet!” “Kun je dat uitleggen?” “Nou, als je vraagt wie of wat plus werkwoordelijk gezegde plus onderwerp, dan kan er toch niet altijd een voorwerp uitkomen? Dan zou je alleen moeten vragen wát plus werkwoordelijk gezegde plus onderwerp. Anders is het niet altijd een voorwerp en het heet het lijdend voorwerp.”

Na een goed verhaal over dat grammatica waarschijnlijk bedacht is met een wiskundig brein, probeer ik weer verder te gaan met de les. “Een wiskundig brein is voor mij niet te volgen, dus zullen we het maar gewoon accepteren?” Misschien was het het woord accepteren waardoor plotseling meer puberbreinen ontwaakten. “We snappen het denk ik veel beter als we nieuwe afspraken maken. Het onderwerp bepaalt wat er gebeurt in een zin, toch? Dan kun je die toch veel beter het leidend onderwerp noemen?” Er wordt instemmend geknikt. “En als je een leidend onderwerp én een lijdend onderwerp hebt begrijpen we het echt veel beter, mevrouw.”

“Wat het ook veel makkelijker zou maken is dat u gewoon de zinnetjes uit het boek gaat gebruiken.” “Ja, zo’n zinnetje dat we bij de Albert Heijn een grote zak chips kopen, maakt ons eigenlijk alleen maar in de war.” “Ja, want bij de Appie koop ik bijna nooit chips en al helemaal niet met hém, meestal gewoon frikandelbroodjes.” ”Óf chocoladekoekjes, maar dat is vooral als ú er om vraagt.” “Zijn er eigenlijk nog koekjes, daar heb ik best wel zin in, of heeft u die weer allemaal zelf opgegeten?”

“Mevrouw Zoethout geeft alle leerlingen een chocoladekoekje, dát zou een mooie oefenzin zijn.” “Mevrouw Zoethout is dan het leidend onderwerp en een chocoladekoekje is dan het lijdend onderwerp.” “Maar het is toch ook wel zielig als ze die koekjes allemaal uit moet delen, dan zou Mevrouw Zoethout ook wel het lijdend onderwerp kunnen zijn.” ”Kunnen er eigenlijk wel twee lijdend onderwerpen in een zin staan, terwijl er dan geen leidend onderwerp is?”

Terwijl ik een pak chocoladekoekjes openmaak bedenk ik me dat het in ieder geval gelukt is de leerlingen alert te laten zijn. Ik heb ook zomaar het gevoel dat ze deelgenoot geworden zijn van een grammaticahoogtepunt. Dat een wiskundig brein dat misschien toch iets anders bedoeld had, accepteer ik met mijn mond vol.

Hee en hoe is het daar op je mooie school? Mag je daar wel op chocoladekoekjes trakteren of maak je speciaal glutenvrije banaankokosbaksels? Het wordt toch de hoogste tijd dat ik eens bij je kom kijken!

Voor nu knuffels uit het hoge Noorden!

Liefs Heleen

Afbeelding: Rutger bakt – ‘Chocolade koekjes’ uit de Koekjesbijbel.