We zijn er (bijna) – Janneke

Lieve Heleen,

‘Wil je m’n Wakker Worden-afspeellijst? Die is precies een busreis lang,’ vroeg een leerling laatst, toen ik hem na 10 minuten gapen nog steeds niet had opgemerkt op de stoel tegenover me in de bus. Ik zag er blijkbaar verkreukeld uit. ‘Nou graag,’ grijnsde ik. ‘Alle kleine beetjes helpen.’

De ochtend is nooit m’n sterkste moment geweest. Met enige regelmaat sta ik wezenloos voor me uit te staren terwijl er leerlingen of collega’s recht voor me staan in de bus. Mijn wiskundedocent vertelde ooit aan mijn ouders: ‘Janneke lijkt voor negen uur ‘s ochtends mentaal niet helemaal aanwezig.’ Ik blijk op dit punt geen vooruitgang te hebben geboekt.

Deze laatste paar weken moet ik extra mijn best doen om wakker te blijven in de ochtendbus. Al jaren verbaasde ik me over de eindsprint die docenten en leerlingen trekken vlak voor de zomer. Tegenwoordig ondervind ik aan den lijve dat de periode tussen de meivakantie en de zomervakantie veel vraagt van leerlingen én docenten. De hoeveelheid vakanties zijn geweldig in het onderwijs, maar daaromheen zijn de pieken dan ook heel hoog. 

Dat brengt ook leuke dingen met zich mee. Zodra de zon gaat schijnen en de kinderen in korte broeken naar school komen, lonkt de zomervakantie als een welverdiende beloning na hard werken. Een extra motivatie. Het geeft een gevoel van kameraadschap. Anders dan in het bedrijfsleven, heeft iedereen tegelijkertijd vrij. Of je nu les krijgt of geeft, we werken allemaal naar hetzelfde punt toe. Dat schept een band.

Het einde van dit schooljaar overpeinzend kijk ik door het busraam naar buiten. De voorbereidingen voor schoolkamp zijn zo goed als rond. De kennismaking met mijn mentorklas voor volgend jaar is doorgesproken. De Poetry Slam voor de derdeklassers is georganiseerd. We knallen die laatste lesweken er nog even doorheen. Doen wat excursies. Rapportvergaderingen. En dan is godzijdank de vakantie in zicht.

Ik word op m’n schouder getikt en kijk verschrikt op, een leerling buigt naar me toe: ‘We zijn er’. Blijkbaar reageer ik niet alert genoeg. Ze trekt haar wenkbrauwen vragend op: ‘Of ga je niet naar school?’ ‘Ja, jawel,’ vlug raap ik al m’n spullen bij elkaar. Grinnikend ren ik de bus uit. Pfoeh… net op tijd. Gelukkig herkennen leerlingen mij wél, als ik naast ze in de bus sta.

Ik bedank haar wanneer we naast elkaar bij het stoplicht staan te wachten. ‘Haha, geen dank. Je zult het zwaar hebben zo aan het einde van het schooljaar. Met al die toetsen om na te kijken.’ Wat lief dat ze daaraan denkt. ‘Het is veel, maar het lukt wel. En bij jou? Jij moet immers heel veel toetsen máken.’ Haar gezicht betrekt een beetje. ‘Die laatste paar toetsen gaan wel. Maar de opdracht literatuur, daar moet ik nog aan beginnen.’ ‘Hmm,’ zeg ik, ‘kom tijdens het keuze-uur even bij me langs. Dan kijken we er samen naar.’ Ik geef haar een knipoog: ‘Dat komt wel goed hoor.’ Zo helpen we elkaar.

Ik loop m’n klaslokaal binnen en zet de Wakker Worden-afspeellijst nog even aan op het digi-bord. Onder begeleiding van The Kik met ‘Het is een mooie dag’ komt m’n klas lachend en/of ogendraaiend binnen: ‘Zo, jij hebt er zin in vandaag.’ Of: ‘Neee, geen muziek. Laat me even rustig wakker worden.’

Het zonnetje schijnt. De eindsprint is begonnen. De laatste weken van dit schooljaar zijn aangebroken. We zijn er… bijna.

Heb jij al plannen voor deze zomer?

Liefs, Janneke

Afbeelding: istock