Brown girl dreaming – Jacqueline Woodson – Tip van Heleen

“Herinneringen komen niet in volzinnen”

Ken je dat gevoel? Er komt een vriendin logeren, het is laat en er is al een paar keer gevraagd of jullie stil willen zijn. Jullie liggen dicht bij elkaar, lekker warm en in het donker. Dan begint je vriendin te vertellen. Met haar zachte stem neemt ze je mee naar haar verste herinneringen.

Jacqueline Woodson vertelt in Brown girl dreaming het verhaal van haar jeugd. “Elk kind in deze familie heeft, tussen de tanden, hetzelfde spleetje dat ons verbindt.” We leren de familie kennen, ze staan zelfs op de foto’s achterin het boek. Samen met haar zwijgende broer en slimme zus wordt ze meegenomen als haar moeder naar een volgende plek gaat, omdat ze ‘thuis voor thuis’ verkozen heeft. In poëtische korte zinnen lukt het om al mijn zintuigen op scherp te lezen. Ik ruik de zoete geur van kamperfoelie, hoor de krekels en word verblind door het geschitter van de diamanten in de stoepen van New York.

Jacqueline is geboren in 1963 en ervaart hoe het is om vanwege haar huidskleur buitengesloten te worden. Ze leert protestbewegingen kennen en vraagt zich tegelijkertijd af of er toch niet iets in het idee zit allemaal apart te blijven. Bij het vouwen van witte handdoeken kan ze zich heel goed voorstellen dat sommige mensen dat willen. Bekende namen uit de geschiedenis worden terloops genoemd, maar drukken je met je neus op een pijnlijke geschiedenis. Ook het geloof, “omdat we getuigen zijn”, zorgt ervoor dat er buitengesloten wordt. “We zullen nooit de bitterheid van een strijd proeven.” Het ritme van de Jehowa’s getuigen beheerst de week. Zo heeft moeder het tenslotte aan haar moeder beloofd. 

“Verhalen zijn als lucht, ik adem ze in en blaas ze weer uit.” In korte zinnen, als poëzie vertelt Jacqueline haar verhaal. Deze korte zinnen laten me lichtvoetig door een misschien wel verdrietig verhaal huppelen en laten me stil staan op het juist moment. Opa “daddy” Gunnar is de opa geworden die ieder meisje zich wenst en Maria voelt als hartsvriendin. De verf die broertje Roman van de muur pulkt proef ik als ik het boek even weg moet leggen. 

Jacqueline Woodson heeft een verhaal verteld dat onder mijn huid is gaan zitten. Kinderboekwinkel De Toverlantaarn legde het boek onder mijn kussen. Ik vraag me af of ‘mijn leerlingen’ dat ook zo zullen ervaren. Zal het verhaal dicht genoeg bij hun belevingswereld kunnen komen? Zullen ze uitgenodigd worden om zelf te gaan lezen over bijvoorbeeld Martin Luther King en zullen ze herkennen dat het buitensluiten van mensen nog steeds actueel is? Raakt dit verhaal ook als je je nooit echt verdiept hebt in de overblijfselen van slavernij? Ik hoop het wel, want we genieten allemaal als die vriendin haar verhaal vertelt. In het donker, dicht bij elkaar.

“Zelfs de stilte wil je een verhaal vertellen. Luister maar.”

Mijn leeftijdsadvies: 13+ | Uitgever: Volt | Auteur: Jacqueline Woodson | Vertaler: Tirsa With | Verschenen: 10 juni 2021 | Prijs: € 20,99 | Hier te bestellen

Een Crush – Heleen

Lieve Janneke!

Na een week met een grammaticatoets, een leestaak én een les Nederlands op vrijdagmiddag heeft 2Basis wel wat leuks verdiend. Na “uitval” en “op je telefoon” wordt film kijken geopperd. Daar kan ik wel wat mee. Ik haal Koning van Katoren van de plank. Deze film is gebaseerd op het boek van Jan Terlouw en kun je handig in delen, per opdracht, bekijken.  Ik zie allerlei mogelijkheden voor waardevolle fictielessen, dus ik ben nu al bijzonder tevreden over deze spontane koerswijziging.

Op mijn vraag wat fictie ook alweer is worden zuchtend wat antwoorden gemompeld en “toe nou maar, mevrouw!”. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat ik opmerkingen maak (“dit is belangrijk”) bij het volkslied van Katoren en het vuurwerk dat afgestoken wordt na het overlijden van de oude koning. Na een minuut of twaalf valt me iets op in de film dat ik nog niet eerder had gezien; in het huis waar Stach opgroeit, hangt een foto van zijn overleden ouders. Charlie Chan Dagelet staat model voor Stachs moeder, die na zijn geboorte overleed. Charlie Chan is de zus van Mingus, die Stach speelt. De leerlingen beginnen onrustig te draaien als ik deze verrassing enthousiast met ze deel.

Veel verder dan de eerste twaalf minuten van de film komen we deze les niet. Iemand vraagt zich af waarom ik weet dat zij de zus van Stach is. Er wordt gesuggereerd dat ik  ‘een crush’ heb op Stach en daarom álles van hem weet.  Als ik ze wijs op de vermoedelijke leeftijd van deze jonge acteur zien ze nog wel andere mogelijkheden. De vader, ik heb een crush op de vader van Stach, of Mingus en Charlie Chan, zo zal het wel zijn. Ik ben de beroerdste niet en altijd bereid een bijdrage te leveren aan de culturele opvoeding van mijn leerlingen, dus we googelen wel even op ‘de vader van…’.

Ik weet niet of iemand mijn glimlach opvalt, ik hoef in ieder geval niets uit te leggen. Iemand heeft trots de nieuwe link ontdekt. “Oh, daarom moesten we vorige jaar kijken naar Mijn bijzonder rare week met Tess!” “Die pa van Stach (Hans Dagelet) is die enge man die troep van het strand verzamelt. “ “Ja en zijn vrouw was toen dood, dus dat komt voor u wel mooi uit!” “En hij woont op Terschelling en daar gaat u ook altijd naartoe, daarom natuurlijk.”

Ik zet het beeld terug op Koning van Katoren. Ik wil nog zeggen dat fictie realistisch kan zijn. Dat het lijkt of het echt gebeurd zou kunnen zijn, terwijl het toch verzonnen is.

Zien we elkaar in de herfstvakantie?

Liefs, Heleen

Afbeelding: Koning van Katoren, Kasander film BV/KRO (BFD film)  2012

Klik hier om meer te weten te komen over Koning van katoren of Mijn bijzonder rare week met Tess.

Thuis draag ik bij me – Cecile Korevaar – Tip van Janneke

“Mijn nieuwe leven begon daar, in Ter Apel, en ik had toen nog geen idee hoe het er daadwerkelijk uit zou komen te zien.” Met de huidige noodtoestand in Ter Apel wordt het boek Thuis draag ik bij me pijnlijk relevant en actueel. Het zoomt niet alleen in op de gruwelijke aanleiding om te vluchten en de mensonterende situaties onderweg, maar het geeft ook een eerlijk en hard beeld van het leven dat volgt na aankomst in Nederland, Ter Apel.

Wassim, Romeo, Laila en Ahmed ontvluchten hun thuisland Syrië. Het zijn vier tieners die elkaar ontmoeten in Turkije, wanneer ze klaarstaan om de oversteek te maken naar Griekenland met een kleine rubberboot. Waar de één uit een rebellengezin komt en een veilig onderkomen voor familie zoekt, is de ander zijn leven niet zeker als deserteur uit het leger van Assad. Tijdens het vluchten lijkt het ieder voor zich te zijn. Of maak je juist meer kans wanneer je besluit om samen verder te gaan? Zullen ze het alle vier redden, onderweg naar het veilige Nederland?

Dit boek is hard, schrijnend en in your face. De lezer wordt niet gespaard. Alles wordt beschreven en benoemd. Of het nu om martelingen in het thuisland gaat of om uitbuiting onderweg. Het gaat over moord, mishandeling en verkrachting. Maar het gaat ook over hoop, over kameraadschap en wat een uitgestoken hand met iemand kan doen. Het beschrijft de wanhopige beslissingen die onderweg worden genomen. De barre tocht die nog volgt, na de oversteek over het water. De vele doden die worden achtergelaten, maar in gedachten meereizen. De herinneringen aan een thuisland, dat niet langer als het thuis van vroeger voelt. 

Cecile legt daarnaast haarfijn uit hoe moeilijk het is om te aarden in een nieuw land, na zoveel traumatische gebeurtenissen te hebben meegemaakt voor en tijdens de vlucht. Dikwijls worden asielzoekers en statushouders geacht dankbaar te zijn en opgelucht. Te vaak wordt vergeten dat zij zich niet alleen ongewild een nieuwe taal en cultuur eigen moeten maken, maar ook te dealen hebben met traumaverwerking, woede, verdriet en onmacht. Hoe geef je jezelf een houding op school, waar je temidden van een grote groep bevoorrechte en zorgeloze klasgenoten, een kind van de oorlog bent?

Wanneer één van de tieners een voorbeeldvluchteling wordt genoemd bij zijn diploma-uitreiking in het veilige Nederland, legt hij in gedachten zijn vinger op een zere plek: “Een ‘voorbeeld’ zijn? Hij had dit alles liever niet meegemaakt. En betekent dit dan dat andere vluchtelingen, die minstens net zulke heftige dingen hebben meegemaakt, maar toevallig meer moeite hebben om zich aan te passen of minder goede cijfers halen op school, minder zijn dan hij? Een minder groot ‘voorbeeld’ zijn? Of een minder goede ‘vluchteling’?”

Cecile Korevaar maakte een waarachtig document over oorlog, vluchten, smokkelaars, misbruik, achterlaten en opnieuw beginnen. Dit boek zou verplichte kost moeten zijn voor iedereen die het woord ‘gelukszoekers’ nog in de mond durft te nemen. Het geeft een waardevol en schrijnend inkijkje in het leven en de motivatie van diegenen die besluiten om aan zo’n helse tocht te beginnen. Dat doe je niet zomaar. Alleen wanneer het leven écht uitzichtloos lijkt te zijn.

Als voormalig vrijwilliger van vluchtelingenwerk kan ik bevestigen dat de verhalen van de tieners in dit boek verrassend dichtbij de werkelijkheid staan en vergelijkbaar zijn met de verhalen die me destijds ter ore zijn gekomen. Hopelijk draagt Thuis draag ik bij me bij aan meer begrip, hulp en sympathie voor vluchtelingen die naar Europa reizen of momenteel in de buitenlucht moeten slapen bij Ter Apel. 

Mijn leeftijdsadvies: 15+ | Uitgever: Blossom Books | Auteur: Cecile Korevaar | Verschenen: 15 maart 2022 | Prijs: €18,99 | Hier te bestellen

Deze recensie verscheen in het oktobernummer van DNL.

Fietscompetitie – Janneke

Lieve Heleen,

Wat voor jou de normaalste zaak van de wereld is, is voor mij pas sinds kort mogelijk: ik ga op de fiets naar school. 

Ik spaar voor een elektrische fiets, maar tot die tijd moet ik de 9 km heen en 9 km terug op m’n oude transportfietsje fietsen. ‘Makkie,’ hoor ik in gedachten de witblonde Hessel zeggen (vorig jaar was hij nog mijn leerling op de Ulbe), over mijn door bos beschutte route naar Zeist. Zelf trotseert hij elke dag in weer en wind minstens 10 km door het vlakke Friesland. ‘Van een elektrische fiets, kunt u alleen maar lui worden,’ drukte hij me nog in het Fries op het hart, toen ik vorig jaar afscheid nam. In gedachten zeg ik alvast sorry tegen Hessel, want vooralsnog vind ik 18 km per dag fietsen nog best ver. Mijn verlangen naar ‘een elektrische’ is nog niet voorbij.

Onderweg naar school kom ik tegenwoordig dus ook leerlingen tegen. En het is me een eer te na om me door iedereen voorbij te laten fietsen. Ze moeten niet denken dat ik geen conditie heb. Waarom eigenlijk? Want ik heb geen conditie en niemand twijfelt daarover. Ook de leerlingen niet. Ik vertrek immers speciaal een uur voor m’n eerste les begint, zodat ik na m’n fietstocht iedere ochtend nog zeker een half uur heb om weer een normale kleur op m’n wangen te krijgen. En dat weet iedereen. 

Op een ochtend ontstaat er een kleine wedstrijd tussen mij en een groepje leerlingen. Er schiet door me heen dat ik zowaar een deel van de route rijd waar de Vuelta een maand geleden nog langsreed. Ik besluit de route eer aan te doen. Je moet jezelf blijven uitdagen, is het niet? Ik heb een vriendin die in gedachten altijd wedstrijdjes doet tegen mensen die daar zelf niets van weten. Wie als eerste de bocht om is, een groen stoplicht heeft of de brug op is gefietst. Ze zal trots op me zijn als ze dit leest. In gedachten race ik tegen een groepje veertienjarigen. Toch valt het niet mee om de leerlingen voor te blijven. Jeetje zeg, wat fietsen die hard. Ze zitten me op de hielen.

Eenmaal op het schoolplein aangekomen sta ik licht bezweet naast mijn fiets mijn boekentas uit mijn mandje te hijsen. Ik doe mijn oordopjes met muziek uit. De leerlingen waar ik stiekem een wedstrijdje tegen deed blijven met hun fiets naast me staan. ‘Janneke!’ roept eentje uit (de leerlingen noemen docenten hier bij de voornaam), ‘Je ging steeds harder fietsen! Je verloor je telefoon en ik wilde je inhalen zodat ik hem terug kon geven. Ik riep je nog. Jeeeetje, wat ging je er opeens hard vandoor.’ Ik realiseer me dat ik niets heb gemerkt, omdat mijn muziek gewoon door bleef spelen. Logisch, doordat de leerlingen zo hard hebben gefietst bleef mijn telefoon vlakbij. 

Ik schaam me een beetje voor mijn gedrag en sta schaapachtig te grinniken. ‘Ik wilde stoer doen,’ beken ik dan. ‘Tegen wie?’ vraagt ze. ‘Tegen jullie,’ zeg ik. ‘Zodat jullie niet zouden denken ‘wat fietst Janneke toch langzaam’.’ ‘Tsjongejonge, haha. Gekkerd. Dat hoeft toch helemaal niet,’ zegt ze. ‘Nu zijn we veel te vroeg op school!’ Daar heeft ze gelijk in. Het is helemaal niet chill om zo hard te rijden in de vroege ochtend. Moe, bezweet en veel te vroeg staan we in een kringetje te hijgen voor de ingang. De redder van mijn telefoon staat een beetje voorover met haar hand in haar zij. We kijken elkaar aan en moeten dan vreselijk hard lachen. ‘Kom,’ zeg ik, ‘dan haal ik wat te drinken voor jullie. Als dank voor het meenemen van mijn telefoon. Daar hebben we nu alle tijd voor.’ 

Even later zitten we aan tafel thee en water te drinken. ‘Maar we vinden je wel stoer hoor,’ zeggen ze vriendelijk. ‘Oh dankje!’ zeg ik blij verrast. ‘Maar daar hoef je dus niet hard voor te racen,’ leggen ze uit. ‘Nee? Zijn het m’n looks?’, vraag ik stralend terwijl ik op mijn zilverkleurige cowboylaarsjes klop. Een koopje waar ik zeer tevreden mee ben. Maar ik krijg geen bevestiging. ‘Nee, het is absoluut je fiets,’ vertellen ze hoofdschuddend. ‘Oh,’ zeg ik, verder niet uit het veld geslagen. 

‘Het is best stoer dat je op zo’n rammelbak op en neer fietst vanuit Utrecht elke dag. We horen je van verre aankomen.’ ‘En dan ook nog met je schooltas in een Albert Heijn-mandje aan je stuur,’ vult de ander aan. ‘Met tie-rips!’ roepen ze verbaasd lachend uit. Ik neem hun compliment met een buiging in ontvangst. Ze zijn nog niet oud en wijs genoeg om te weten dat tie-rips levensreddend sterk zijn en dat je daar prima een AH-mandje mee aan je stuur vast kunt maken. Laat ze maar lachen. 

Als ik in de pauze mijn stalen rosje naast hun lange rij zeer comfortabele, goed onderhouden, deels elektrische, fijne fietsen zie staan, neem ik me voor toch maar weer eens naar het fietsenplan te kijken. Misschien rijd ik mijn deel Vuelta toch net iets beter op een fiets waar de kettingkast niet steeds vanaf valt en de spatborden gewoon vast zitten. Ik weet nu dat ik geen indruk op ze hoef te maken, maar toch denk ik bij mezelf: ‘Wat zullen ze verrast zijn’. In gedachten zie ik al voor me hoe ik ze op een nieuwe fiets, in totale stilte, voorbij kan scheuren. En hoe ze dan tegen elkaar zullen zeggen: ‘Hee, was dat niet Janneke? We hoorden haar totaal niet aankomen.’

Tot die tijd moet ik misschien wat schroefjes aandraaien. En oké, ik zal mijn telefoon beter in de gaten houden. Ik besluit me niet langer af te vragen waar die competitiedrang opeens vandaan komt. Het is er. En ik krijg er in ieder geval een betere conditie van.

Groetjes, Janneke

Mot en de metaalvissers – Sanne Rooseboom – Tip van Heleen

Dit jaar mag ik Nederlands geven aan onze LTS-klas. Deze, eerste, klas bestaat uit leerlingen die les krijgen op vmbo-basis en -kaderniveau. Ik leer ze kennen als jongens die graag met hun handen bezig zijn, een brede interesse hebben en een korte spanningsboog. Bij ons op school hebben alle leerlingen uit leerjaar één een leesuur. Tijdens dat uur mogen ze lezen wat ze willen, van Donald Duck tot wereldliteratuur en alles daartussen. Na rijp beraad hebben ‘mijn jongens’ bedacht dat het misschien ook wel een goed idee zou zijn om ‘samen’ een boek te lezen. Voor zover ze al van plan waren te gaan lezen, natuurlijk. Ik ben op zoek gegaan naar een boek dat bij hun interesses past en dat ons uitnodigt voor ‘buitenboeksebelevenissen’.

Mot en de metaalvissers vertelt het verhaal van Mot, die eigenlijk Vlinder heet. Ze leeft samen met haar moeder, die heel andere dingen belangrijk lijkt te vinden dan Mot. Met een lange, benauwde, vakantie voor de boeg, laat ze zich graag verleiden tot roestig avontuur. Het is de excentrieke invalmeester Lukas, met wie de dagen altijd anders verlopen dan je had verwacht, die de deur naar dat avontuur met haar op een kiertje zet.

Als Mot haar eigen mini- onderzeeër opvist, duik je in de geschiedenis van de familie Bolwerd. Deze familie had ooit een belangrijke functie bij de opbouw van de stad, maar dreigt zich nu de stad toe te eigenen. Zoals in iedere familie blijken de verschillende Bolwerds zich heel verschillend ontwikkeld te hebben. Waar het lijkt of de naam Bolwerd staat voor geld en macht, blijkt de naam nauwer verbonden aan vriendschap en zorg dan iedereen voor mogelijk hield.

Mot en de metaalvissers vertelt voor mij hoe mooi roest kan glanzen en hoe buitenbeentjes kleur aan de wereld geven. Mot laat ons zien hoe je jezelf kunt zijn en – ondanks de verschillen- elkaar leert accepteren. De acrobaten van De Werf laten een wereld zien waar iedereen zijn vakantie wel door zou willen brengen. Een wereld van saamhorigheid, een wereld waar alles kan en ieder talent een plekje heeft, terwijl buiten De Werf dreigt de wereld te verharden.

Sanne Rooseboom neemt je mee in een betoverend verhaal dat je je bijna voor zou kunnen stellen in de ‘echte’ wereld. De tekeningen van Sophie Pluim zijn roestig en rafelig en vormen een mooi evenwicht met het verhaal. Het leeftijdsadvies voor dit boek is 10-12 jaar, de illustraties bevestigen dat. Mijn LTS-ers heb ik niet belast met het leeftijdsadvies en ook alle illustraties zal ik niet met ze delen. Ik vind namelijk dat het verhaal voor 12- en 13-jarigen zeker niet te kinderachtig is. De vaart van het verhaal zou versterkt worden met minder uitvoerige beschrijvingen.

Over de vraag of het wel goed komt tussen Mot en haar moeder zou ik me geen zorgen maken. Wel blijf ik zitten met de vraag wat de bedoeling is van de spelfout in het citaat op bladzijde 176… Misschien kunnen de leerlingen van klas 1BKA een verklaring geven. Ik zie ze al klaarzitten voor een voorleessessie, ze verheugen zich er alvast op dat we binnenkort een keer gaan magneetvissen.

Mijn leeftijdsadvies: 10+ | Uitgever: Van Goor | Auteur: Sanna Rooseboom | Illustraties: Sophie Pluim | Verschenen: april 2022 | Prijs: €15,99 | Hier te bestellen

De woorden in zijn hoofd – Heleen

Oh Janneke!

Jij en ik weten ons wel raad met woorden, wij zijn denk ik de meest pratende wezens die ik ken (misschien op cavia Babs na, maar die versta ik niet altijd). Het is dan ook niet makkelijk te volgen wat er gebeurt in het hoofd van mensen die liever niet meer dan twee woorden achter elkaar zeggen.
Als coach mag ik een klas in het tweede leerjaar begeleiden, vorig schooljaar had ik deze leerlingen ook onder mijn hoede en hebben we elkaar goed leren kennen.  Bij één leerling heb ik extra goed mijn best moeten doen om hem te leren kennen, een jongen die ongetwijfeld veel woorden in zijn hoofd heeft, maar deze mondjesmaat met ons deelt. 
Het zal je maar gebeuren; je wordt geboren in een land, leert daar  je eerste woorden. Als blijkt dat het in jouw geboorteland niet veilig voor jou en je familie is, vertrekken jullie naar een ander land. Je ontdekt een nieuwe, heel andere, taal, maar je moedertaal zit natuurlijk ook nog ergens onder je huid. Je wilt alles graag goed doen, liever geen fouten maken, begrijpen en begrepen worden. Het duurt misschien even, maar ook je nieuwe taal krijgt een plaats en je vindt woorden voor dat wat je wilt vertellen.
Wat bijna ondenkbaar is overkomt je toch; jullie moeten wéér op zoek naar een plaats waar je in veiligheid op mag groeien, je moeder blijft achter. Voor je kunt ervaren of je die plek echt gevonden hebt, word je eerst ondergedompeld in een soort kakofonie. Welke woorden horen bij welke taal, welk signaal moet je opvangen omdat het misschien hoort bij het land waar je nu bent gaan wonen? 
Als de juffen vinden dat je genoeg woorden begrijpt mag je naar een ‘gewone’ school, waar de meeste leerlingen (luidkeels) in dezelfde taal spreken. Je maakt je huiswerk, laat zien dat je slim genoeg bent. Contactmomenten vind je lastig, omdat je heel dicht bij school woont ga je in de pauze vaak naar huis en kom je op het laatste moment in de les. Als er in de klas iets gevraagd wordt zijn er genoeg anderen die graag antwoord geven, dus vaak lukt het je wel de dans te ontspringen. Bij haar lukt dat meestal niet, zij is niet alleen je coach, maar geeft je nog Nederlands ook. En natuurlijk wil je geen fouten maken.
Voor de zomervakantie begon vertelde hij me dat hij naar zijn geboorteland zou gaan. Hij zou zijn moeder daar, na vier jaar, ontmoeten. Ik was zó blij voor hem, dat emotioneerde zijn vader, die er voor had moeten kiezen zijn oudere broer en zus niet mee te nemen.  Tijdens de eerste dag op school deden we een rondje ‘vakantieverhalen’, er waren vijf leerlingen die op vakantie geweest waren. Hij vertelde, zachtjes,  in een zin van wel vijf woorden waar hij naartoe gereisd was. Zijn glanzende ogen sloeg hij daarna neer.
Met weinig woorden kun je veel vertellen (ik zou bijna ‘Het land van de grote woordfabriek’ als boekentip geven, maar ik ben nog niet aan de beurt). Maar wat als je heel veel te vertellen  hebt,  maar alles in je blokkeert en de woorden willen maar niet stromen? We hebben hulp gezocht om de weg vrij te maken en ik verheug me op zijn verhalen, stukje bij beetje.
Ik bedenk me dat het een goed plan is om Blauwland, Geelland te gaan spelen met de klas en…. Oh wacht cavia Babs roept.

Lieve woorden, van Heleen

Wil je weten hoe het is om je een nieuwe taal en cultuur eigen te maken, zoals een NT2-leerling? (NT2 = Nederlands Tweede Taal) Speel het spel Blauwland Geelland. Klik hier om het te bekijken.

Huisje 13 – Elin Meijnen -Tip van Janneke

Op vakantie naar een bungalowpark zonder wifi is voor veel mensen al een vreselijke gedachte, maar stel je eens voor dat je op zo’n bungalowpark woont. Dat overkomt de veertienjarige Ronja, wanneer haar moeder van een carrièretijger verandert in een wifi-wappie die in een stralingsvrije zone wil wonen.

‘Overleven zonder wifi’ is de ondertitel van het boek Huisje 13 en zet je in eerste instantie op het verkeerde been, omdat het over een oppervlakkig tienerprobleem lijkt te gaan. Maar niets is minder waar. Huisje 13 beschrijft het leven van een meisje met gescheiden ouders, wiens moeder zichzelf langzaam lijkt te verliezen in stralingstheorieën. Met alle gevolgen van dien: Ronja mist berichten van school over huiswerk, kan haar rooster niet in magister bekijken, houdt moeilijk contact met haar klasgenootjes.

Wanneer Ronja tijdens een feestje met haar vriendinnen de wifi aanzet, is de maat vol voor Ronja’s moeder en stiefvader. Ze besluiten dat Ronja niet meer met hen onder één dak kan wonen en ze richten voor haar een bungalowhuisje op hun vakantiepark in. Wat klinkt als een tienerdroom, wordt al snel een eenzaam bestaan.

Schrijfster Elin Meijnen springt met dit boek handig in op een aantal thema’s die spelen in de actualiteit, zoals klimaatneutraal leven, 5G-complottheorieën en de dreiging die uit kan gaan van bemoeienis van jeugdzorg. Huisje 13 laat goed zien hoe grijs het gebied is tussen het hanteren van een andere opvoedingsstijl en verwaarlozing. Het leven op het bungalowpark roept gemengde gevoelens op. Ronja voelt zich vaak eenzaam en durft er met niemand over te praten, uit angst dat ze uit huis geplaatst wordt. Toch deelt Ronja ook de overtuiging van haar moeder over een klimaatneutrale leefwijze. Ze geniet van haar moestuin en de natuur rondom het park.

Meijnen laat je nadenken over onze standaard. We vinden het volkomen normaal dat iedereen wifi heeft en dat kinderen onder één dak wonen met hun ouders. Maar luisteren we eigenlijk wel goed genoeg naar de mensen die daar andere ideeën over hebben? Zijn we nog bereid om begrip op te brengen voor mensen die anders tegen de wereld aankijken of hun heil zoeken in oplossingen die afwijken van de norm? Tegelijkertijd laat Meijnen zien hoe geleidelijk een algemeen geaccepteerde levenswijze kan veranderen door extreme opvattingen. Wanneer wordt er van docenten, buren, co-ouders verwacht dat ze ingrijpen? Waar ligt de grens? 

Huisje 13 is duidelijk een boek waarin een volwassene heeft geprobeerd de gevoelens van een tiener onder woorden te brengen. Hoewel het taalgebruik hier en daar wat clichématig is en de gedachtes te opgeruimd en te reflectief zijn voor een tiener, vind ik Huisje 13 qua thematiek een waardevolle toevoeging aan de huidige jeugdliteratuur. Het zet vraagtekens bij het standpunt van alle betrokken partijen en dat is weleens verfrissend in een tijd waarin mensen met een afwijkende mening steeds sneller worden afgeserveerd.

En als ik eerlijk ben? Dat huisje van Ronja (zonder wifi, met een moestuin, vlakbij het bos en zee) had ik deze zomervakantie best willen huren.

Mijn leeftijdsadvies: 14+ | Uitgever: Blossom Books | Auteur: Elin Meijnen | Illustrator: Romy Palstra | Verschijningsdatum: 30-06-2022 | Prijs: €17,99 | Hier te bestellen

Deze recensie is eerder al verschenen op jannekeleerink.com

Eerste schooldag – Janneke

Ha Heleen,

Een paar dagen geleden zat ik bij de kapper. Want wie wil er nou niet een goede eerste indruk achterlaten op de eerste schooldag? Daar hoort voor mij een frisse coupe bij.

Naast me zit een meisje van een jaar of twaalf in de kappersstoel. Ze twijfelt of ze voor een pony moet gaan. Is het kinderachtig of juist cool? De kapper draait haar stoel naar mij en zegt trots: ‘Dit is mijn nichtje, ze komt bij ons wonen. Ze krijgt nieuwe haren vandaag. Nieuwe alles, eigenlijk. Een nieuwe rugzak, pennen, potloden. Wat vind jij? Zullen we een nieuwe pony doen?’ Het meisje zit er stilletjes bij. Ze gaat naar een nieuwe school in een nieuwe stad. De brugklas.

‘Of het cool is of niet, doet er niet echt toe,’ zeg ik. ‘Wat vind je zelf mooi? Het is cool als je het zélf mooi vindt.’ ‘Ik wil een pony,’ beslist ze. ‘Ik wist het!’, roept haar oom, de kapper. ‘Kijk,’ ik knipoog naar haar, ‘wat geeft die oom van jou toch goed advies.’ Hij kijkt me dankbaar aan. Hij doet er alles aan om zijn nichtje op te vrolijken. 

Terwijl we allebei geknipt worden vraag ik aan haar: ‘Vind je het spannend?’ Onder haar kapperscape haalt ze haar schouders op: ‘Een beetje…’ Ze zucht. ‘Ik was liever in groep 8 gebleven.’ Ze doet me denken aan mijn 5-jarige neefje. Na een weekje in groep 1 te hebben doorgebracht informeerde hij bij zijn moeder hoe lang hij nog naar school moest. Het was mooi geweest. Hij vond het tijd worden om weer naar het normale leven terug te keren. Terug naar de kinderopvang. Haar antwoord op die vraag kwam hard aan. 

‘Ik snap het wel,’ zeg ik. ‘Ik heb maandag ook mijn eerste schooldag op een nieuwe school. Ik hoef geen nieuwe rugzak, maar ik heb wel nieuwe nagels gekregen.’ Ik laat mijn nagels zien, die met citroenen en bloemetjes zijn gelakt. ‘Mooi,’ zegt ze vol bewondering, ‘kan je dat zelf?’ ‘Nee,’ antwoord ik, ‘dat doet mijn zusje.’ ‘Oh,’ zegt ze, ‘mijn zusje is 8 jaar. Die kan dat nog niet.’ ‘Mijn zusje is 28 jaar,’ leg ik uit, ‘en die kan het pas net.’

Alsof ze zich dan pas realiseert dat ik veel ouder ben, vraagt ze verbaasd: ‘Waarom ga jij nog naar school?’ ‘Ik geef les.’ ‘Al lang?’ ‘Twee jaar.’ Ze schokschoudert: ‘Dat vind ik wel lang, maar dat is het voor jou vast niet.’ Ik geef haar gelijk: ‘Dat zeg je precies goed.’ Ze doet haar cape af, want haar oom is klaar met knippen. ‘Vind je het spannend?’, vraagt ze. ‘Tuurlijk,’ zeg ik zonder twijfel, ‘bijna iedereen vindt de eerste schooldag een beetje spannend. Leerlingen én docenten. Geloof mij maar.’ Ze knikt aarzelend, maar het antwoord lijkt haar te bevallen.

Bij het afrekenen staat ze met een bezem de haren van andere klanten op te vegen. ‘Je ziet er prachtig uit,’ zeg ik. ‘Perfect voor een eerste schooldag.’ Ze glimlacht verlegen. ‘Zie je,’ straalt haar oom, ‘zij kan het weten, want ze is je buurvrouw.’ Soms hoeft een argument geen hout te snijden om toch een standpunt kracht bij te kunnen zetten.

Wanneer ik heb afgerekend loop ik naar buiten en pak mijn fiets. Ze staat met haar bezem zogenaamd nonchalant tegen de deurpost geleund. De nieuwe pony geeft haar zichtbaar zelfvertrouwen. Ik kijk op, ze haalt haar hand door haar nieuwe haar en zegt serieus: ‘Je kunt het.’ Ik geef haar nog een knipoog. Ze gunt me een scheef lachje. ‘Jij ook, lieverd.’ 

Jij ook.

Liefs, Janneke